- sigaar
- {{sigaar}}{{/term}}1 cigare 〈m.〉 ⇒ 〈klein〉cigarillo 〈m.〉♦voorbeelden:1 onder een sigaar iets bespreken • discuter de qc. en fumant un cigare¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 een sigaar krijgen • recevoir un bon savonde sigaar zijn • 〈erbij zijn〉 être chocolat; 〈schuld krijgen〉 porter le chapeau
Deens-Russisch woordenboek. 2015.